Muizenval

Time 30 minuten

(Leer)doelen

Instructies

Start met een proactieve cirkel:

  • We stellen een vraag en gebruiken de regels van de proactieve cirkel
  • Hoe betrouwbaar denk je dat je bent?
  • De groep moet ons haar antwoord laten weten door middel van een vingerschot
  • Eén vinger is het laagste (ik ben helemaal niet betrouwbaar) en vijf vingers het hoogste (je kan op me rekenen)
  • 3 – 2 – 1 VINGERSCHOT

Deel 1

Vragen:

  1. Toon een muizenval en vraag: wie weet wat dit is? De groep antwoordt.
  2. We geven straks de muizenval door. Wat denk je, wat voel je als je nadenkt over de opdracht.
    • We geven nu de muizenval door. Hij is nog niet opgezet om te sluiten – hij is nog inactief.

Reflectie:

  1. 1. Hoe was het?
  2. Hoe voelde je je toen je de muizenval aanraakte (comfort/stretch/paniek)?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Deel 2:

We proberen opnieuw. Maar nu wordt de muizenval opengezet, klaar om te sluiten. Let op voor je vingers!!

Vragen:

  1. Verandert je gevoel? Of blijft het hetzelfde?
  2. Wat heb je nodig van de persoon naast je opdat je zou meedoen aan deze opdracht (vertrouwen, verbale instructies)? – De muizenval wordt zo doorgegeven.

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je? (comfort/stretch/paniek)

Deel 3

We proberen het opnieuw. Maar nu zetten we de muizenval op scherp en wordt iemand geblinddoekt.

Vragen:

  1. Verandert je gevoel? Of blijft het hetzelfde?
  2. Wat heb je nodig van de groep om deze opdracht te doen slagen? We zorgen ervoor dat deze opdracht voor elke deelnemer werkt. We zijn waakzaam voor wat gebeurt in de groep (zit je graag naast iemand anders, wil je observeren, wil je niet deelnemen, …?) We stellen veel vragen en laten de deelnemers zich rustig aanpassen, zodat ze in een veilige omgeving terechtkomen. De muizenval wordt open en geblinddoekt doorgegeven.

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Deel 4:

Voor de start: de begeleider maakt een spoor van gesloten muizenvallen op de grond.

  1. De jongeren staan per 2 (ze kiezen zelf, of de begeleider kiest in hun plaats)
  2. Een van de twee moet de schoenen uit doen en geblinddoekt worden.
  3. De ander zal deze persoon gidsen doorheen het spoor muizenvallen om de muizenvallen te ontwijken.

Het is belangrijk dat het duo overlegt wie welke rol zal spelen in deze opdracht. Wat hebben ze van elkaar nodig om zich veilig te voelen. (Variatie: het duo mag niet met elkaar spreken bij het uitleggen van hun noden)

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Maak een link met betrouwbaarheid. Eindig opnieuw met een proactieve cirkel: we stellen een vraag en gebruiken de regels van de proactieve cirkel*. Hoe betrouwbaar denk je dat je zelf was tijdens de opdracht? De deelnemers laten hun antwoord weten via een vingerschot. Eén vinger is het laagste (ik ben helemaal niet betrouwbaar) en vijf vingers het hoogste (je kan op me rekenen). 3 – 2 – 1 VINGERSCHOT

Instructies

Start met een proactieve cirkel:

  • We stellen een vraag en gebruiken de regels van de proactieve cirkel
  • Hoe betrouwbaar denk je dat je bent?
  • De groep moet ons haar antwoord laten weten door middel van een vingerschot
  • Eén vinger is het laagste (ik ben helemaal niet betrouwbaar) en vijf vingers het hoogste (je kan op me rekenen)
  • 3 – 2 – 1 VINGERSCHOT

Deel 1: Vragen:

  1. Toon een muizenval en vraag: wie weet wat dit is? De groep antwoordt.
  2. We geven straks de muizenval door. Wat denk je, wat voel je als je nadenkt over de opdracht.
    • We geven nu de muizenval door. Hij is nog niet opgezet om te sluiten – hij is nog inactief.

Reflectie:

  1. 1. Hoe was het?
  2. Hoe voelde je je toen je de muizenval aanraakte (comfort/stretch/paniek)?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Deel 2:

We proberen opnieuw. Maar nu wordt de muizenval opengezet, klaar om te sluiten. Let op voor je vingers!!

Vragen:

  1. Verandert je gevoel? Of blijft het hetzelfde?
  2. Wat heb je nodig van de persoon naast je opdat je zou meedoen aan deze opdracht (vertrouwen, verbale instructies)? – De muizenval wordt zo doorgegeven.

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je? (comfort/stretch/paniek)

Deel 3

We proberen het opnieuw. Maar nu zetten we de muizenval op scherp en wordt iemand geblinddoekt.

Vragen:

  1. Verandert je gevoel? Of blijft het hetzelfde?
  2. Wat heb je nodig van de groep om deze opdracht te doen slagen? We zorgen ervoor dat deze opdracht voor elke deelnemer werkt. We zijn waakzaam voor wat gebeurt in de groep (zit je graag naast iemand anders, wil je observeren, wil je niet deelnemen, …?) We stellen veel vragen en laten de deelnemers zich rustig aanpassen, zodat ze in een veilige omgeving terechtkomen. De muizenval wordt open en geblinddoekt doorgegeven.

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Deel 4:

Voor de start: de begeleider maakt een spoor van gesloten muizenvallen op de grond.

  1. De jongeren staan per 2 (ze kiezen zelf, of de begeleider kiest in hun plaats)
  2. Een van de twee moet de schoenen uit doen en geblinddoekt worden.
  3. De ander zal deze persoon gidsen doorheen het spoor muizenvallen om de muizenvallen te ontwijken.

Het is belangrijk dat het duo overlegt wie welke rol zal spelen in deze opdracht. Wat hebben ze van elkaar nodig om zich veilig te voelen. (Variatie: het duo mag niet met elkaar spreken bij het uitleggen van hun noden)

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Maak een link met betrouwbaarheid. Eindig opnieuw met een proactieve cirkel: we stellen een vraag en gebruiken de regels van de proactieve cirkel*. Hoe betrouwbaar denk je dat je zelf was tijdens de opdracht? De deelnemers laten hun antwoord weten via een vingerschot. Eén vinger is het laagste (ik ben helemaal niet betrouwbaar) en vijf vingers het hoogste (je kan op me rekenen). 3 – 2 – 1 VINGERSCHOT

Beoordelingsmethodes

Benodigdheden

Time 30 minuten

(Leer)doelen

Instructies

Start met een proactieve cirkel:

  • We stellen een vraag en gebruiken de regels van de proactieve cirkel
  • Hoe betrouwbaar denk je dat je bent?
  • De groep moet ons haar antwoord laten weten door middel van een vingerschot
  • Eén vinger is het laagste (ik ben helemaal niet betrouwbaar) en vijf vingers het hoogste (je kan op me rekenen)
  • 3 – 2 – 1 VINGERSCHOT

Deel 1

Vragen:

  1. Toon een muizenval en vraag: wie weet wat dit is? De groep antwoordt.
  2. We geven straks de muizenval door. Wat denk je, wat voel je als je nadenkt over de opdracht.
    • We geven nu de muizenval door. Hij is nog niet opgezet om te sluiten – hij is nog inactief.

Reflectie:

  1. 1. Hoe was het?
  2. Hoe voelde je je toen je de muizenval aanraakte (comfort/stretch/paniek)?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Deel 2:

We proberen opnieuw. Maar nu wordt de muizenval opengezet, klaar om te sluiten. Let op voor je vingers!!

Vragen:

  1. Verandert je gevoel? Of blijft het hetzelfde?
  2. Wat heb je nodig van de persoon naast je opdat je zou meedoen aan deze opdracht (vertrouwen, verbale instructies)? – De muizenval wordt zo doorgegeven.

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je? (comfort/stretch/paniek)

Deel 3

We proberen het opnieuw. Maar nu zetten we de muizenval op scherp en wordt iemand geblinddoekt.

Vragen:

  1. Verandert je gevoel? Of blijft het hetzelfde?
  2. Wat heb je nodig van de groep om deze opdracht te doen slagen? We zorgen ervoor dat deze opdracht voor elke deelnemer werkt. We zijn waakzaam voor wat gebeurt in de groep (zit je graag naast iemand anders, wil je observeren, wil je niet deelnemen, …?) We stellen veel vragen en laten de deelnemers zich rustig aanpassen, zodat ze in een veilige omgeving terechtkomen. De muizenval wordt open en geblinddoekt doorgegeven.

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Deel 4:

Voor de start: de begeleider maakt een spoor van gesloten muizenvallen op de grond.

  1. De jongeren staan per 2 (ze kiezen zelf, of de begeleider kiest in hun plaats)
  2. Een van de twee moet de schoenen uit doen en geblinddoekt worden.
  3. De ander zal deze persoon gidsen doorheen het spoor muizenvallen om de muizenvallen te ontwijken.

Het is belangrijk dat het duo overlegt wie welke rol zal spelen in deze opdracht. Wat hebben ze van elkaar nodig om zich veilig te voelen. (Variatie: het duo mag niet met elkaar spreken bij het uitleggen van hun noden)

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Maak een link met betrouwbaarheid. Eindig opnieuw met een proactieve cirkel: we stellen een vraag en gebruiken de regels van de proactieve cirkel*. Hoe betrouwbaar denk je dat je zelf was tijdens de opdracht? De deelnemers laten hun antwoord weten via een vingerschot. Eén vinger is het laagste (ik ben helemaal niet betrouwbaar) en vijf vingers het hoogste (je kan op me rekenen). 3 – 2 – 1 VINGERSCHOT

Instructies

Start met een proactieve cirkel:

  • We stellen een vraag en gebruiken de regels van de proactieve cirkel
  • Hoe betrouwbaar denk je dat je bent?
  • De groep moet ons haar antwoord laten weten door middel van een vingerschot
  • Eén vinger is het laagste (ik ben helemaal niet betrouwbaar) en vijf vingers het hoogste (je kan op me rekenen)
  • 3 – 2 – 1 VINGERSCHOT

Deel 1: Vragen:

  1. Toon een muizenval en vraag: wie weet wat dit is? De groep antwoordt.
  2. We geven straks de muizenval door. Wat denk je, wat voel je als je nadenkt over de opdracht.
    • We geven nu de muizenval door. Hij is nog niet opgezet om te sluiten – hij is nog inactief.

Reflectie:

  1. 1. Hoe was het?
  2. Hoe voelde je je toen je de muizenval aanraakte (comfort/stretch/paniek)?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Deel 2:

We proberen opnieuw. Maar nu wordt de muizenval opengezet, klaar om te sluiten. Let op voor je vingers!!

Vragen:

  1. Verandert je gevoel? Of blijft het hetzelfde?
  2. Wat heb je nodig van de persoon naast je opdat je zou meedoen aan deze opdracht (vertrouwen, verbale instructies)? – De muizenval wordt zo doorgegeven.

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je? (comfort/stretch/paniek)

Deel 3

We proberen het opnieuw. Maar nu zetten we de muizenval op scherp en wordt iemand geblinddoekt.

Vragen:

  1. Verandert je gevoel? Of blijft het hetzelfde?
  2. Wat heb je nodig van de groep om deze opdracht te doen slagen? We zorgen ervoor dat deze opdracht voor elke deelnemer werkt. We zijn waakzaam voor wat gebeurt in de groep (zit je graag naast iemand anders, wil je observeren, wil je niet deelnemen, …?) We stellen veel vragen en laten de deelnemers zich rustig aanpassen, zodat ze in een veilige omgeving terechtkomen. De muizenval wordt open en geblinddoekt doorgegeven.

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Deel 4:

Voor de start: de begeleider maakt een spoor van gesloten muizenvallen op de grond.

  1. De jongeren staan per 2 (ze kiezen zelf, of de begeleider kiest in hun plaats)
  2. Een van de twee moet de schoenen uit doen en geblinddoekt worden.
  3. De ander zal deze persoon gidsen doorheen het spoor muizenvallen om de muizenvallen te ontwijken.

Het is belangrijk dat het duo overlegt wie welke rol zal spelen in deze opdracht. Wat hebben ze van elkaar nodig om zich veilig te voelen. (Variatie: het duo mag niet met elkaar spreken bij het uitleggen van hun noden)

Reflectie:

  1. Hoe was dit?
  2. Hoe heb je dit ervaren?
  3. Wat was er (niet) moeilijk, wat voelde je?

Maak een link met betrouwbaarheid. Eindig opnieuw met een proactieve cirkel: we stellen een vraag en gebruiken de regels van de proactieve cirkel*. Hoe betrouwbaar denk je dat je zelf was tijdens de opdracht? De deelnemers laten hun antwoord weten via een vingerschot. Eén vinger is het laagste (ik ben helemaal niet betrouwbaar) en vijf vingers het hoogste (je kan op me rekenen). 3 – 2 – 1 VINGERSCHOT

Beoordelingsmethodes

Benodigdheden